HOE GAAT HET? 

Gedachten bij Lucas 15 : 8-10 

 HOE GAAT HET? Deze vraag laten wij heel vaak volgen na de eerste begroeting. Dit is de meditatie in het eerste nummer na de zomervakantie. Het kan zijn dat we elkaar in de zomer wat minder gezien hebben en dan is het goed, om na lange tijd weer aan elkaar te vragen: HOE GAAT HET? Het kan zijn dat de coronatijd ervoor gezegd heeft dat we elkaar wat uit het oog verloren zijn en dan is het goed naar elkaars welstand te vragen: Hoe gaat het? 

 Heel vaak is zo’n vraag een dooddoener, een manier, om het gesprek op gang te brengen. Maar als de vraag echt gemeend is, dan komen er vervolgvragen, bijvoorbeeld: HOE GAAT HET NU VERDER? Je hebt me nu verteld hoe het met je gaat maar hoe gaat dat zich in de toekomst ontwikkelen? Welke actie ga je ondernemen? Welke adviezen ga je inwinnen? HOE GAAT HET, als je aan de slag gaat met je problemen? 

 Als je vraagt “Hoe gaat het?”, wordt meestal geantwoord:  …….. GOED 

………… , zelfs als het niet zo goed gaat. Pas als je gaat verder vragen, dan ontdek je dat het eigenlijke antwoord is: HET GAAT MAAR ZO-ZO en dan wordt daarmee gezegd: het gaat eigenlijk maar matig. 

Velen voelen zich als die munt uit onze gelijkenis. Hij is weg en is bijna niet te vinden. Er zijn er die vereenzamen en het gevoel hebben dat ze niet opgemerkt worden. Soms hebben ze het gevoel dat er nog wel naar hen wordt gezocht, maar er is niemand die je echt vindt, die echt doorheeft  wat er door je heen gaat. Als je aan deze mens vraagt  hoe het ermee gaat, dan zegt deze: het gaat maar zo-zo. In de anderhalf jaar die voorbij zijn gegaan zijn er ook in onze kring mensen wier leven behoorlijk op de kop is gezet. Als u de wijkberichten leest, weet u, waarover ik het heb. Het kan je overkomen, dat je je voelt als die schelling, die door de vrouw uit onze gelijkenis verloren is. En ze vragen: hoe gaat het? En je antwoordt: met mij gaat het maar zo-zo. 

 Ik wil twee dingen uitspreken. Allereerst een wens: het ga zo, zoals in onze gelijkenis. Laat het zo gaan, zoals de vrouw doet ten aanzien van de verloren munt. De vrouw is als de bruid vaak het beeld van de gemeente, voor wie God dan de bruidegom is. Laat de bruid, laat de gemeente de gestalte aannemen van deze vrouw. Of we dan precies weten hoe het gaat en hoe het moet gaan in de gemeente. Dat nog niet maar wel hebben we het principe te pakken, de waarde, waar we van uitgaan.  

We moeten denken aan een sieraad, misschien wel aan een deel van de bruidschat. In het sieraad zijn tien munten verwerkt. En nu is ze  één van die tien munten van haar sieraad kwijt. En dan haar hartstochtelijke zoeken naar het steentje. Ze ontsteekt een licht. Het was in huizen uit die tijd altijd donker vanwege de kleine ramen. En ze veegt uren haar huis aan. Wat een inzet om het verlorene te vinden. En als ze het verlorene vindt, dan is er een enorme blijdschap! 

Het is mijn wens, dat dit een beeld voor de gemeente mag zijn. Laten we zo naar elkaar op zoek zijn en werkelijk oog hebben voor elkaar en als we naar elkaar zoeken werkelijk er oog voor hebben wat die ander mist in zijn of haar leven. Het ga zo in de gemeente!! Laat het zo toegaan in de gemeente. 

 Op zichzelf staat de inzet niet in verhouding tot wat gezocht wordt. Ze gebruikt kostbare olie bij het zoeken. Het zoeken kost haar uren. En ze houdt ook nog een feest wat het nodige kost. Het kost haar veel meer dan de waarde van dat muntje. Maar toch doet ze het. Weet u, waarom? Dat muntje is er één van de tien. En die ene maakt de tien weer compleet. Het is er één dat precies bij die andere negen past. Tien is een bijzonder getal in de bijbel. Het staat voor volledigheid.  

Er zit nog zo’n mooi trekje in de gelijkenis waar ik uw aandacht voor wil vragen. De vrouw benadrukt, dat zíj het is, die het muntje verloren heeft. Ze geeft niet de schuld aan de omstandigheden en de structuren maar ze geeft ruiterlijk toe, dat haar eigen onachtzaamheid in het spel is. Dat is goed als de gemeente er weet van heeft, schuldbelijdenis te doen. We doen het elke zondag maar het verwordt zo gemakkelijk tot een ritueel. Maar het is goed als we dat daadwerkelijk beleven. Ook de vrouw, ook de gemeente beseft dat ze in gebreke blijft en doet schuldbelijdenis. Wat kan dat aan een mens ruimte geven als je je hart mag openen en radicaal mag verwoorden wat er misging in je leven.  Je kunt er jaren, ja tientallen jaren onder gebukt gaan dat je er flink naast gezeten hebt vroeger en wat kan het je bevrijden als je er weet van hebt om die schuld te belijden en te horen dat er vergeving is. 

De vrouw zegt als het ware: Ik ben het die de munt verloren heeft! Het is mijn wens dat het zo toegaat in de gemeente. ZO GA HET!! 

Maar  ik wil in deze meditatie meer zeggen. Ik ga nu zeggen: ZO GAAT HET! Ik ga nu zeggen hoe de zaken er van God uit voorstaan. 

 Ik mag melding maken van die alomvattende bron van genade, die in God gelegen is. Een bron, die de inspiratie mag geven, om de zojuist uitgesproken wens in vervulling te laten gaan. Een bron die ons het gevoel mag geven, dat we verder mogen komen, ook als we uitgeput raken en aan het einde van onze krachten geraken in het omgaan met het verlorene. 

De vrouw uit de gelijkenis mag God uitbeelden zoals de herder dat in de voorafgaande gelijkenis mag doen en de vader in de erop volgende gelijkenis. Zoals de vrouw er vuile handen voor over had om de schelling te vinden, zo laat God dagelijks zijn handen gaan over de door ons verdorven wereld om verlorenen te vinden. God is bereid om door het slijk te gaan. Deze wonderlijke God mag u verkondigd worden, een unieke God! 

Deze God wil de heelheid. Hij begint de schepping niet voor niets met tien scheppingswoorden. Ze zijn als tien parels van een sieraad. Telt u maar na in Genesis 1. Tot tien keer toe wordt gezegd: “en God zeide”. Maar die heelheid van zijn schepping is verloren gegaan. Het begon in het scheppingsverhaal van de eerste hoofdstukken van het Bijbelboek  Genesis met een man, toen kwam er een vrouw bij en in de derde fase is er een man met twee zonen, die er één verliest. En het lijkt alsof Lucas daarop teruggrijpt als hij in hoofdstuk 15 drie gelijkenissen vertelt, de eerste over een man (de goede herder), de tweede over een vrouw (de vrouw uit onze gelijkenis) en de derde over een man die één van zijn twee zonen verliest. En het is alsof God zegt: nu moet ik op zoek naar wat verloren is. Het moet weer heel worden wat incompleet geworden is. Deze houding van God, deze bron van genade, deze grenzeloze lankmoedigheid, dit eindeloze geduld mag u verkondigd worden als de bron waar we in ons gemeentewerk ook de komende winter vanuit mogen gaan. 

De gelijkenis is uitgesproken door Jezus. Hij heeft de gelijkenis niet alleen gezegd maar ook gedaan. Hij heeft in woord en daad getuigenis afgelegd van die goddelijke genade. Hij is daar heel ver in gegaan. Hoezeer was Hij gericht op de randfiguren van de samenleving, de tollenaren, de hoeren, de zondaren, kortom de tweederangsburgers. Voor die houding zijn offers gebracht. Ook daarover zal het dit seizoen weer gaan, als de heilsfeiten gevierd worden. Voor nu is het genoeg als we zeggen dat we in Jezus weerspiegeld zien wat God aan ons te bieden heeft en waartoe God ons ter navolging oproept. 

Laat de gemeente iets weerspiegelen van de gulheid waarmee Gods genade mensen zoekt. Wie niet blij is, wordt vermist. Wie blij is, wordt genodigd tot de vreugde, tot het feest dat ook al in het midden van de gemeente gevierd mag worden.  

Ds. J. R. Lammers 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s