Lezen: Romeinen 13 : 13 en 14
Hierna volgt de tekst van gezang 130 uit het liedboek voor de kerken. In het nieuwe liedboek is het gezang 445. Het brengt ons in aanraking met een heel teer onderwerp: zelfdoding. De dichter kiest namelijk samen met zijn vrouw en zijn dochter voor de zelfgekozen dood. Ik moet denken aan Psalm 139 : 8. Daar lezen we: al koos ik ook het doodsbed tot mijn sponde, Gij zijt daar. Vrij weergegeven: al kies ik er zelf voor om te sterven, dan nog bent U, o God, daarbij aanwezig.
Dat gebeurde ook bij die dichter van gezang 130. De dichter schrijft aan de vooravond van zijn wanhoopsdaad waarbij hij zijn vrouw en zijn dochter suïcide zouden plegen: wij gaan vannacht samen de dood in. Boven ons staat in de laatste uren het beeld van de zegenende Christus die voor ons strijdt. Met deze aanblik eindigt ons leven.
Laten we maar niet te gemakkelijk oordelen over dit onderwerp. Laten we maar met diep respect spreken over de diepe nood waarin een mens tot zo’n wanhoopsdaad komt. Laten we maar dankbaar zijn als we ons deze intens diepe gevoelens niet kunnen voorstellen.
Iemand die zo gelovig is als Klepper moet wel in een zeer diep dal zijn terechtgekomen. Joachim Georg Wilhelm Klepper groeide in een anti-Joods gezin op. Hij kreeg een relatie met een dertien jaar oudere vrouw , een Jodin: Johanna Stein – Gerstel. Omdat hij met haar trouwde, wilde zijn ouders niets meer met hem van doen hebben en ook zijn zussen braken met hem. Het kwam tot een radicale breuk.
Jochen Klepper en zijn gezin leden enorm onder het nazisme en zagen op een gegeven ogenblik geen andere uitweg meer. Deze Jochen Klepper is de auteur van een adventslied, dat wij kennen als lied 130. Als we daarin zingen over duisternis, dan krijgt dat des te meer inhoud als we de achtergronden van de dichter weten. Lied 250 en lied 947 zijn ook door hem gedicht.
Lees u die liederen ook maar eens met als achtergrond deze kennis over het leven van de dichter. Dan nu lied 130.
De nacht is haast ten einde,
de morgen niet meer ver.
Bezing nu met verblijden
de held’ re morgenster.
Wie schreide in het duister
begroet zijn klare schijn
als hij met al zijn luister
straalt over angst en pijn.
Zo is ons God verschenen
in onze lange nacht.
Hij die de eng’ len dienen
die eeuwen is verwacht,
is als een kind gekomen
en heeft der wereld schuld
nu zelf op zich genomen
en draagt ze met geduld.
Hoevele zwarte nachten
van bitterheid en pijn
en smartelijk verwachten
ons deel nog zullen zijn
op deze donk’ re aarde,
toch staat in stille pracht
de ster van Gods genade
aan ’t einde van de nacht.
God lijkt wel diep verborgen
in onze duisternis
maar schenkt ons toch een morgen
die vol van luister is.
Hij komt ons toch te stade
ook in het strengst gericht.
Zijn oordeel is genade,
zijn duisternis is licht.